Dertiende ben ik dus geworden op het WK Cyclosportieven in Stavelot. Dertiende in mijn leeftijdscategorie welteverstaan, de ‘oude’ mannen van 55 tot en met 59 jaar. Zo zagen ze er ook wel een beetje uit. Velen met grijs haar, gegroefde gezichten, sommigen een beetje gebogen. Hé, misschien maak ik wel een kans, dacht ik in het startvak waar ook de mannen stonden in de nog oudere leeftijdscategoriën. Zelfs tot 65 jaar en ouder.
|
Helemaal vooraan met Eric wachten op het startschot. |
Nou, de winnaar van de laatste categorie, een zeker Bruno Macciocu uit Italië, kwam na 107 km negen (!) minuten sneller dan ik over de finish. Een de eerste in de categorie 60-64, Rudolf Sluyts uit België, zelfs elf minuten. Om het maar niet te hebben over de winnaar in mijn eigen categorie, de jonkies van 55 tot en met 59 jaar. Dat werd een Amerikaan, David Zimbelman. Hij deed er 3:13:41 over, ik kwam in 3:28:31 binnen. Vijftien minuten na de winnaar.
Tja, moet je dan blij zijn? Natuurlijk is het een mooie prestatie dertiende te worden in zo’n veld vol routiniers. Nog fijner was het dat ik voor mijn gevoel heerlijk heb gereden. De beklimmingen liepen geweldig, geen enkele keer in problemen. Zelfs niet op de Stockeu. Ik denk dat ik nog nooit zo goede benen heb gehad.
En daar zit nu net het probleem. Want waarom ben ik dan niet hoger geëindigd? Dat heeft te maken met een factor die je niet kunt trainen: wedstrijdervaring en wedstrijdhardheid. De mannen om mij heen hadden die wel, tenminste wel de twintig renners bij wie ik na de tweede beklimming, de steile Côte de Brume, moest lossen. In de afdaling…
|
..en als eersten onder de boog door. |
Maar laat ik beginnen bij het begin. Toen we om 9.02 uur met een peloton van zo’n zeventig man aan ons WK vertrokken schoven steeds meer donkere wolken aan de hemel die een uur daarvoor nog zo mooi blauw was. Maar goed, het was droog en niet al te koud. Perfect weer dus.
Eric en ik hadden ons op de voorste startrij weten te posteren en die positie voorin konden we de eerste tamelijk vlakke twintig over de N68 goed vasthouden. Eric voortdurend bij de eerste tien, ik een plek over tien, vijftien daarachter. Er werd niet al te hard gereden dat eerste stuk, zodat er regelmatig renners naar voren kwamen. Dat maakte het wel wat nerveus, zo wiel aan wiel, elleboog aan elleboog.
Ik wist dat we na twintig kilometer, in Vielsalm, de vallei zouden verlaten om op de N822 aan een lang stuk vals plat te beginnen. In de eerste kilometer meter zat echter een steil stukje dat je op het buitenblad moest nemen. En dat kon wel eens voor de eerste schifting zorgen, had ik bedacht. Dus zorgde ik er voor bij de eerste twintig de helling op te rijden.
|
Op het klimmetje in Vielsalm zit ik er nog fluitend bij. |
Het bleek geen verkeerde inschatting. Vijftienhonderd meter verder waren de eerste dertig renners al gelost. Omdat de wind van links voor kwam en er voorin stevig werd doorgereden (allemaal op de kant) kwamen de eerste afvallers, waaronder Eric, er niet meer bij.
Ik zelf zat op dat moment nog fluitend op de fiets. De helling had ik zonder enige moeite op het buitenblad verteerd. En daarna kon ik me makkelijk handhaven. Het ging super.
Er volgde een lange geleidelijke afdaling over een brede weg, de N645. Het eerste deel van circa 10 km is goed geasfalteerd, maar het tweede bijna even lange deel niet. Zo’n ‘route degradée’ in België is geen pretje, maar met de 9 bar druk in de banden ging het redelijk makkelijk, als was ik wel voorzichtig.
Ondertussen was het donker geworden en beginnen te regenen. Ik was blij van het slechte stuk af te zijn en draaide op circa de twintigste plek de l’Ancienne Barrière op, de eerste helling. Even dacht ik dat iedereen op het buitenblad zou blijven rijden, maar dat was maar kort. Al snel werd er naar het binnenblad geschakeld. Mijn ding.
|
Nog lachend mee... |
De l’Ancienne Barrière is een lange klim, 4,8 km tegen bijna 5 procent gemiddeld. Op training met Rick heb er een paar keer flink afgezien. Reed ik diep in het rood om hem bij te kunnen houden. Maar dit keer was het alsof het me geen moeite kostte. Terwijl ik om me heen al heel wat mannen zag zwoegen had ik nog lucht genoeg voor een praatje met de bondscoach van de Belgische veldrijders, Rudy de Bie. ‘Ik ken u, maar u kent mij niet’, ze ik. ‘Maakt niet uit’, antwoordde hij vriendelijk, waarna we nog even doorpraatten. Ja, hij kende Maarten Nijland goed. ‘Aardige jongen’, aldus Rudy.
De Bie is een klein mannetje met gespierde beentjes. Prof geweest, en de eerste winnaar van de Super Prestige. Hij was onlangs eerste geworden tijdens een kwalificatiewedstrijd in Portugal, maar nu ging het niet geweldig, zei hij. ‘Is lang geleden dat ik zo’n wedstrijd heb gereden’. Ja, ja.
Ik had ook tijd even met Joop Ribbers te praten. We kennen elkaar van een meerdaagse tocht voor een goed doel van Zuid-Duitsland (Isny in Allgau) naar Hengevelde, zo’n tien jaar geleden. Joop is oud-topamateur, die als veteraan is doorgegaan en meestal goed is voor een podiumplek. Inmiddels is hij de 60 jaar gepasseerd, maar dat is hem niet aan te zien. Nog altijd die soepele tred. En die killersblik. Ik had op m’n hoede moeten zijn.
Na de top van de l’Ancienne Barrière volgt op dezelde brede weg een korte snelle afdaling. Na een kilometer of drie moet je in de remmen om linksaf een klein weggetje in te rijden, de Côte de Brumes-Sud. In eerste instantie stond hij niet eens als helling in de routebeschrijving, maar dat is later toch maar rechtgezet. Want de Brumes is niet voor de poes, hadden we al geconstateerd. Eerst een stukje 10 tot 15 procent, dan een kort stukje 5 procent, dan een stukje meer dan 15 procent en dan een lange uitloper 5 tot 10 procent.
|
In de achtervolging... |
Ik kende hem eigenlijk door en door en had gewaarschuwd moeten zijn. Maar ik klom het eerste steile deel makkelijk en op reserve mee en verteerde ook het tweede steile stuk goed. Achter het laatste knikje zag ik echter tot mijn verrassing negentien mannen, de meesten uit mijn leeftijdscategorie en de rest uit oudere categorieën, bezig weg te rijden. Ze zaten op een lint en het gat naar de laatste was nog niet zo groot, maar op de lange uitloper waar wind stond reed ik het niet dicht. Shit, shit, ik was goed genoeg om bij die mannen in het wiel te kunnen zitten, ik had er moéten zitten. Rij voorin, en wees alert, Henk, had het me nog zo gezegd.
Er volgde bovenaan een weg die enkele kilometers lang tamelijk vlak loopt, de Via Nova. Ik zag de groep steeds verder weg rijden en was niet bij machte het gat dicht te rijden. Plotseling werd ik ingehaald door een veteraan in het nationale tenue van België. Hij had de grote plaat staan, z’n carbonwielen kraakten dat het een lust was en ik zag met moeite kans aan te pikken. Langzaam kwam de kopgroep dichterbij.
Net voor de afdaling naar Trois-Ponts sloten we aan bij de kopgroep. Ik draaide als laatste de scherpe bocht naar rechts in om te zien dat ze vooraan op het glimmende, kletsnatte wegdek vol gas naar beneden stoven. Misschien heeft mijn goede voorbereiding me daar wel opgebroken, want ik wist dat er nog een paar linke bochten zouden volgen. Met droog weer durf ik zo’n afdaling wel aan, maar nu, in het spattende water en met remmen die bijna niets meer doen had ik ontzag.
Ik zat nog steeds achteraan, zo’n twintig meter achter mijn Belgische brommer. We knalden op volle snelheid Trois-Ponts binnen. Ik denk dat ik met 60 kilometer per uur over de drukke kruising vloog waar we op het terras al een paar keer koffie hebben gedronken. En ik bad dat de zijwegen en oversteekplaatsen goed waren afgezet. En dat het voorin een beetje stil zou vallen. Maar dat deed het niet en ik kwam niet meer bij mijn Belgische voorganger in het wiel. Die draaide ook nog eens de gashendel vol open om bij de kopgroep te komen.
Ik heb het nog wel even geprobeerd, maar hard rijden is niet mijn sterke punt en tot aan de volgende helling was het nog een heel eind. Ik was gezien, er kwam ook niemand meer achterop om mij terug te brengen. De wedstrijd was voor mij na zestig kilometer voorbij.
Tja, en toen werd het even stil. Moederziel alleen reed ik voor de tweede keer over de N68 richting de derde helling, de Côte de Spineux, één van de beklimmingen van de Wanne. De kopgroep was vertrokken, die haalde ik niet meer in, wist ik. De goede benen waren er echter nog wel.
Zo begon ik aan de Spineux , waar ik de eerste mannen zag rijden die waren gelost uit de groep 45-55. Die groep was enkele minuten voor ons gestart. Hé,dat was leuk. Eén voor één haalde ik renners, de meesten toch flink jonger dan ik, in. En ik hoefde niet diep te gaan want concurrenten in mijn eigen leeftijdscategorie waren nergens meer te bekennen. De kopgroep zat voor me, de rest ver achter me.
|
De supporters op de Haute Levee. |
Ach, en de rest? Het werd ondanks de soms gutsende regen een heerlijke fietstocht waar ik volop van heb genoten. Van het inhalen natuurlijk, maar ook van het prachtige parcours, de toejuichingen en de steun van mijn eigen kleine supportersschare, Alice, Nelleke, Eva en Jannet. Die hadden zich geposteerd op de Haute Levée om mij nieuwe bidons aan te geven en me aan te moedigen. Ik ben ze met juichend hart gepasseerd, wat heerlijk ze daar zo enthousiast te zien staan.
Ik heb stevig doorgereden, de meeste tijd solo omdat er geen mannen waren om bij aan te pikken. Maar ik ben niet meer boven m’n omslagpunt geweest. Het werd een toertocht, waarbij ik m’n vrienden van het Alter Ego Team wel miste. Dan was er nog enige strijd en hulp geweest. Nu was het gewoon uitrijden over de Rosier, nog een keer de Wanne en uiteindelijk de Stockeu.
|
Rijders uit de voor ons gestarte groep voorbij rijden
op de Haute Levee een koud kunstje. Maar wat heb je eraan? |
Maar dat beest was geen beest meer, hooguit een keffertje dat ik met één flinke trap aan de kant schopte. Waar ik bovenaan – bij de Stile Eddy Merckx - een week geleden met Rick nog volledig uitgeput vijf minuten over het stuur hing, daar draaide ik nu relaxed linksaf de afdaling naar Stavelot in, richting de finish. Het was gedaan.
En nu? Vanmorgen eerst maar eens m’n fiets schoonmaken. Een dan als het droog blijft een uurtje fietsen, want die benen hè, die zijn zo goed. Ik kleed me wel flink aan, want de verkoudheid is naar m’n bronchiën gezakt en daar heeft zich een vieze hoest vastgezet. En dan? Morgen weer aan het werk, na vier weken vakantie. En dan? Woensdagmorgen weer heerlijk fietsen met Jan en wie weet nog een paar Alter Egomannen. En dan? Nog zo’n wedstrijd? Ha,ha. Maar eens zien. Kiek’n wat wot.
Naschrift:
Eric is uiteindelijk 23ste geworden. Rick reed ’s middags en had het geluk droge wegen aan te treffen. Hij werd 44ste in zijn zwaar bezette categorie 40-45. Voor de complete lijst met uitslagen klik
hier.
|
Rick komt aan in Stavelot. |